Het Zuidenfonds
Toevloed aanvragen
De subsidieaanvragen uit het Zuiden, waar zowel Latijns-Amerika, Azië als het Afrikaanse continent onder vielen, namen begin jaren 90 een flinke vlucht. Om de toevloed van aanvragen met de nodige deskundigheid te kunnen beoordelen, werd in 1991 het Zuidenfonds opgericht. Aanvankelijk was het Zuidenfonds onderdeel van het Cultuurfonds, in 1994 kwam het als zelfstandig fonds op eigen benen te staan.
Marktonderzoek
De vrouwen van het Zuidenfonds vroegen zich af hoe ze het geld van Mama Cash zo effectief mogelijk konden inzetten. Ze deden marktonderzoek en namen daarvoor contact op met ontwikkelingsorganisaties zoals Hivos en Novib. Deze, gemeten naar de omvang van Mama Cash, ontwikkelingsreuzen richtten zich in eerste instantie op armoedebestrijding, gender issues hadden toentertijd nog een lage prioriteit voor hen. Ze waren te groot om in te kunnen springen op de behoeften van kleine beginnende groepen in het Zuiden. Ook was het voor deze organisaties relatief duur om kleine arbeidsintensieve subsidies te verstrekken.
Daarnaast lieten deze ontwikkelingsorganisaties zich leiden door de welvaartscriteria van het IMF en de Wereldbank, met als gevolg dat ze groepen in zogenaamd rijkere ontwikkelingslanden niet financierden. Mama Cash trok juist fel van leer tegen de visie van de IMF en de Wereldbank: ‘Wij weten dat zelfs in echt welvarende landen het vrouwengroepen altijd ontbreekt aan voldoende middelen om hun werk te kunnen doen’, zo staat te lezen in het jaarverslag 1994 – 1995.
Doen wat andere fondsen niet doen
Met deze kennis in petto bakende het Zuidenfonds het werkveld af . ‘Doen wat andere fondsen niet doen’, werd de leidraad. Het Zuidenfonds beperkte het aantal landen waar ze subsidies verstrekte niet. Het besloot kleine subsidies tot 10.000 gulden (4.800 euro) te verstrekken aan kleine, beginnende groepen die de emancipatie van vrouwen bevorderden en die door hun radicale opstelling moeilijk financiering uit andere bronnen konden krijgen. Ze subsidieerde niet alleen initiatieven die zich bezighielden met seksuele en reproductieve rechten, bescherming tegen geweld, en het recht land te erven, maar ook culturele activiteiten zoals documentatiecentra, tijdschriften en radio-uitzendingen. Een groep moest zelfstandig zijn en onafhankelijk van staat, religieuze organisatie of politieke partij.
Naamsbekendheid
Omdat Mama Cash waarde hechtte aan de inspirerende kracht van internationale uitwisseling, verstrekte ze ook reisgeld aan vrouwengroepen uit het Zuiden om elkaar op internationale congressen te ontmoeten.
Aanvankelijk kwamen de meeste aanvragen uit Latijns-Amerika met haar van oudsher omvangrijke actieve feministische beweging. Mama Cash verwierf daar steeds meer bekendheid via mond-tot-mondreclame. Om aanvragen uit Azië en Afrika te stimuleren, werd in de tweede helft van de jaren 90 actief aan naamsbekendheid gewerkt, onder andere via de VN Wereldvrouwenconferentie in Beijing in 1995. En dat had effect: eind jaren 90 namen de aanvragen uit die werelddelen toe.
Nep-aanvragen
Het was onmogelijk alle aanvragen goed te beoordelen vanuit het kantoor van Mama Cash in Amsterdam. ‘We konden zelfs niet altijd zien of de aanvragers wel bestonden’, zegt Will Janssen, in de jaren 90 manager van het Zuidenfonds. ‘Soms waren het nep-aanvragen. Dan schreven ze gewoon onze halve folder over om hun aanvraag kracht bij te zetten.’ Oprichter Lida van den Broek: ‘Op een gegeven moment kregen we heel veel aanvragen uit India voor projecten voor blinden. Wij dachten: dat kan niet kloppen. Het bleken inderdaad nep-aanvragen te zijn. Dat gebeurde soms als een groep ontdekte dat er geld te halen viel.’
Netwerk van adviseurs
Om er zich van te verzekeren dat Mama Cash expertise in huis had op lokaal, nationaal en regionaal niveau ging ze extra tijd besteden aan het uitbreiden van haar internationale netwerk van adviseurs. Zij konden Mama Cash voorzien van informatie over groepen die een aanvraag deden, over de lokale omstandigheden en de rol en invloed van de betreffende groep ter plaatse. Midden jaren 90 telde het netwerk ongeveer tachtig adviseurs. Tien jaar later waren dat er bijna tweehonderd.
Ondanks het werken met adviseurs waren er geregeld mismatches: de criteria van het Zuidenfonds bleken soms onvoldoende aan te sluiten bij de praktijk. Met name wat Afrika betreft was er sprake van een kloof tussen de in Amsterdam opgestelde criteria en de aanvragen van lokale vrouwengroepen. Er kwamen toch al minder aanvragen uit dat continent, terwijl het merendeel ook nog eens door het Zuidenfonds werd afgewezen. Dat leidde tot kritische vragen over de eigen criteria en prioriteiten.
Geen emancipatie op een lege maag
Onderzoek naar alle aanvragen tussen 1994 en 1997 liet zien dat veel projecten waren afgewezen omdat vrouwen er inkomsten mee wilden genereren, in plaats van de wereld veranderen. ‘Gegeven de vaak armoedige omstandigheden was dat logisch’, concludeerden de onderzoekers: ‘geen emancipatie op een lege maag.’ Ook speelde de moeizame communicatie een rol en kende Mama Cash de vrouwengroepen die de aanvragen indienden vaak niet. De onderzoekers deden de aanbeveling het afwijzingscriterium ‘inkomensvorming’ minder streng toe te passen en meer samen te werken met hulporganisaties ter plaatse.
Lin Chew, in de jaren 90 bestuurslid van het Zuidenfonds: ‘Bij dergelijke aanvragen keken we of er een bijdrage werd geleverd aan de versterking van de positie van vrouwen. We vroegen hen bijvoorbeeld of de zeggenschap van vrouwen toenam, al was het maar in het gezin.’ (bekijk interview)
Aanscherpen criteria
Eind jaren 90 veranderde de aard van de financiële ondersteuning door het Zuidenfonds. De voorkeur van Mama Cash voor korte verbintenissen en kleine bedragen was op den duur onwerkbaar. ‘Had het zin vijf vrouwengroepen op vergelijkbaar terrein met kleine bedragen te subsidiëren? Of konden we beter één project met een groot bedrag steunen?’, zegt Will Janssen. ‘Veel organisaties kwamen steeds bij ons terug. We vonden dat we de financiering anders moesten organiseren. Enkele vrouwengroepen gingen we structureel ondersteunen. Andere aanvragen hielden we kritisch tegen het licht.’ De steeds groter wordende stroom aanvragen leidde in 2001 tot het wederom aanscherpen van de criteria. Vooral aanvragen van de meest gemarginaliseerde groepen werden gehonoreerd: lesbische vrouwen, sekswerkers, plattelandsvrouwen en inheemse vrouwen.
Geld, morele steun en status
De vrouwen van het Zuidenfonds beoordeelden niet alleen financieringsverzoeken. ‘Vrouwen hadden vaak goede ideeën, maar konden die soms moeilijk formuleren’, aldus Janssen. ‘Wij hielpen hen af en toe met het schrijven van subsidieaanvragen. Onze inhoudelijke bemoeienis bleef echter beperkt. Als een groep zelf geen missie kon formuleren, had investeren weinig zin.’ Subsidie van Mama Cash betekende voor de ontvangers meer dan alleen geld en morele steun. Will Janssen: ‘Als een project door een internationaal fonds als Mama Cash werd erkend, gaf dat status. Daarmee kreeg men in eigen land of in het buitenland extra geld los.’
Gesteunde groepen
Het Zuidenfonds steunde in de loop van zijn 10-jarig bestaan meer dan 1200 groepen en is van grote betekenis geweest voor de ontwikkeling van vrouwenbewegingen in Latijns-Amerika, Azië en Afrika. In 2002 ging het Zuidenfonds samen met het Midden- en Oost-Europa Fonds kortstondig op in het Fonds Internationaal. Vanaf 2004 begon het programmateam van Mama Cash zich rond regio’s te organiseren: Afrika, Azië, Latijns-Amerika, en Midden-Oosten en Europa.